Alomtegenwoordige surveillance

Beveiligingsexpert en cryptograaf Bruce Schneier schetst in een opiniebijdrage voor cnn.com een duister beeld van de stand van onze privacy op het internet.

The Internet is a surveillance state. Whether we admit it to ourselves or not, and whether we like it or not, we’re being tracked all the time. Google tracks us, both on its pages and on other pages it has access to. Facebook does the same; it even tracks non-Facebook users. Apple tracks us on our iPhones and iPads. One reporter used a tool called Collusion to track who was tracking him; 105 companies tracked his Internet use during one 36-hour period.
Increasingly, what we do on the Internet is being combined with other data about us. Everything we do now involves computers, and computers produce data as a natural by-product. Everything is now being saved and correlated, and many big-data companies make money by building up intimate profiles of our lives from a variety of sources.

bruce-schneierVoor Bruce Schneier is er geen ontsnappen aan dit soort alomtegenwoordige surveillance, waarbij wij allemaal permanent in het oog worden gehouden en die data voor eeuwig bijgehouden worden. En dat gebeurt zowel door de overheid als door het bedrijfsleven – elk voor hun eigen doelen maar soms ook in een perfide samenspel. Overheden prijzen zich gelukkig dat ze de gegevens kunnen gebruiken die door bedrijven verzameld worden – en soms leggen ze bedrijven op om nog meer gegevens nog langer bij te houden. Bedrijven van hun kant zijn dan weer tevreden als ze gegevens die door overheden ingezameld worden, kunnen aankopen of inkijken.

Met andere woorden …

… welcome to a world where all of this, and everything else that you do or is done on a computer, is saved, correlated, studied, passed around from company to company without your knowledge or consent; and where the government accesses it at will without a warrant.
Welcome to an Internet without privacy, and we’ve ended up here with hardly a fight.

Lees hier de volledige opiniebijdrage van Bruce Schneier.