Lachen! U wordt gefilmd! Over (on)zin van camerabewaking

Recent werd beslist om bewakingscamera’s te plaatsen in Borgerhout en Molenbeek. Camerabewaking zit in de lift, zoveel is duidelijk. Maar hebben al die camera’s ook nut? Thomas Decreus plaatst er in De Wereld Morgen alleszins een heleboel vraagtekens bij.

cctv-control-room-widescreen

Doe even de test. Wandel naar buiten en zoek de dichtstbijzijnde bewakingscamera. Tenzij je ergens diep in de Ardense bossen woont, is de kans groot dat je er binnen enkele minuten al één spot. Bewakingscamera’s zijn werkelijk overal. De nachtwinkel, de bank, de klerenwinkel, in stations, trams en treinen, op publieke plaatsen en boven de deur van privéwoningen. We worden werkelijk constant gefilmd.

Het wordt nog indrukwekkender als we er de cijfers bijhalen. In 2011 waren er in het Verenigd Koninkrijk – hèt land van de bewakingscamera’s, of CCTV, zoals ze het daar noemen – 1,9 miljoen camera’s actief. Dat komt neer op één camera per tweeëndertig burgers. In 2013 waren er al 5,9 miljoen camera’s op Britse bodem, wat gelijkstaat aan één per elf inwoners. Een verdrievoudiging in drie jaar tijd.

We mogen gerust spreken van een globale trend. De wereldwijde markt van bewakingscamera’s groeit exponentieel. In 2008 vertegenwoordigde die markt een waarde van 11,5 miljard dollar. Nu, begin 2015, is diezelfde markt 37,5 miljard dollar waard. Wie wil investeren, weet dus waarin.

Wrang

Ook België ontsnapt niet aan de camerahype. Steeds meer steden, bedrijven en particulieren schaffen zich cameragestuurde bewakingssystemen aan. In januari 2015 telde ons lans welgeteld 287.386 camera’s. In dat cijfer zijn de publieke, private, mobiele en vaste toestellen opgenomen.

Recent besloten Molenbeek en Antwerpen meer te investeren in camera’s. Twee weken geleden kregen de inwoners van Borgerhout een brief in de bus, waarin te lezen viel dat er in naam van de algemene veiligheid camera’s zouden geplaatst worden. In Molenbeek wordt geopteerd voor 120 nieuwe, intelligente camera’s die onder meer gezichten kunnen herkennen.

Maar camerabewaking is prijzig. Wanneer overheden ervoor kiezen om camera’s te installeren, vloeien er miljoenen aan belastinggeld naar de bewakingssector. De Britse regering spendeerde in 2014 maar liefst 71 miljoen pond aan camerabewaking. Voor de nieuwe camera’s in Molenbeek trekt het gemeentebestuur 1,25 miljoen euro uit. Een beetje wrang als je weet dat Molenbeek de tweede armste gemeente van ons land is.

Altijd prijs

Als camera’s zoveel belastinggeld waard zijn, zou je verwachten dat ze ook iets opleveren. Dat blijkt echter moeilijk hard te maken.

Uit een grote meta-analyse, die de resultaten van meer dan negentig onderzoeken bundelt, blijkt dat camera’s slechts in heel beperkte settings een beduidend effect hebben op criminaliteit. Camera’s in parkeergarages blijken bijvoorbeeld een goede zaak. Autodiefstallen en -inbraken dalen drastisch, tot 51 procent.

Maar een parkeergarage is geen marktplein of shoppingcenter. Op dat soort locaties blijkt het effect van camera’s beduidend minder of zelfs onbestaand te zijn. Camera’s in een stadscentrum doen misdaad met zeven procent dalen. In het openbaar vervoer zouden er dalingen genoteerd worden tot drieëntwintig procent. Maar de resultaten van de onderzoeken zijn dan weer vaak statistisch onbeduidend.

Er zijn meer heikele punten. Wanneer een significante daling wordt vastgesteld van criminaliteit in de buurt van camera’s, dan is het moeilijk na te gaan of het om een daling, dan wel een verplaatsing van criminaliteit gaat.

In sommige gevallen stelt men zelfs een stijging van de criminaliteit vast, zo valt af te leiden uit statistieken van de ordediensten. Camera’s zorgen er namelijk voor dat er meer criminele feiten geregistreerd kunnen worden dan voorheen. Camera’s maken criminaliteit zichtbaar en duwen zo de misdaadcijfers omhoog.

Dit toont slechts aan hoeveel kanten men opkan met cijfers inzake criminaliteit. Dalen de cijfers, dan kloppen beleidsmakers en ordehandhavers zich op de borst: “Zie je wel, het werkt!” Stijgen de cijfers, dan klinkt het: “Maar de pakkans is vergroot, dus zet er zich op het terrein een daling in”. Blijft alles zoals het was, dan wordt gewezen naar andere steden, waar de criminaliteit wél stijgt en wordt benadrukt dat een stagnering ingaat tegen de heersende trend.

Conclusie: met camera’s win je altijd. Je krijgt ze daarom ook altijd verkocht. En dat terwijl de wetenschappelijke bewijzen voor de effectiviteit ervan verre van éénduidig zijn. Eigenlijk weten we gewoon niet wat het effect van camera’s op criminaliteit is.

Disproportioneel

Wat we wel met zekerheid kunnen zeggen, is dat privacy en camerabewaking moeilijk door eenzelfde deur kunnen. In 2010 stelde het European Forum for Urban Security een lijst met criteria op, waaraan bewakingssystemen moesten voldoen om de rechten van burgers te garanderen. Het forum stelde dat:

  • Camera’s enkel geplaatst mochten worden indien er een nood vastgesteld is. Die nood dient empirisch en objectief vastgesteld te worden – liefst door een onafhankelijke autoriteit.
  • Ook de aangewende technologie dient proportioneel te zijn. Lees: we gaan gemeentelijke bloemenperkjes niet tegen vandalisme beschermen door middel van laagvliegende drones.
  • Communicatie over camerabewaking dient transparant te zijn. Burgers moeten weten waar en wanneer ze gefilmd worden.
  • Burgers moeten ook weten wie achter de knoppen van de camera’s zit. Dat geldt zowel voor publieke als private bewaking. Bestuurders van bewakingssystemen moeten ter verantwoording kunnen geroepen worden.
  • Er moet een onafhankelijk orgaan bestaan dat in het oog houdt of de rechten van burgers niet geschonden worden. Dit orgaan moet ook nagaan in hoeverre de inzet van camerabewaking proportioneel en effectief is.

Wie de feiten naast de eisen legt, die ziet een grote discrepantie. Veelal weten burgers helemaal niet door wie ze gefilmd worden en waar die beelden terechtkomen. De aangewende technologie is disproportioneel en de effecten zijn niet of in zeer beperkte mate aangetoond. In naam van de veiligheid wordt al te vaak een loopje genomen met onze privacy- en burgerrechten.

The worst is yet to come

De toekomst oogt niet bepaald rooskleurig. Het is te zeggen: voor de burgers belooft de toekomst weinig goeds. Bewakingsfirma’s wrijven zich daarentegen in de handen. De vraag naar camerabewaking gaat immers nog steeds in stijgende lijn. Bovendien staan we aan de vooravond van een technologische revolutie in bewakingssystemen.

De tweede generatie camera’s zijn ‘intelligente camera’s’. Het gaat om systemen die bepaald deviant gedrag op basis van bewegingspatronen kunnen herkennen. Vechtpartijen, vandalisme of opstootjes worden automatisch door camera’s herkend en geseind. Het is dit type camera waar Molenbeek recentelijk in investeerde.

Wat ook een mogelijkheid wordt: het verbinden van camerasystemen met sociale netwerken. De camera identificeert gezichten en koppelt die meteen aan het sociale netwerk van de gefilmde. Wie “foute vriendjes” heeft, wordt meteen verdacht. Bijzonder effectief natuurlijk bij hooliganisme, betogingen of rellen.

En dan zijn er nog de drones. Vliegende camerasystemen die vanuit de hoogte alles in het oog houden. Onder meer bewakingsbedrijf Securitas brak recentelijk een lans voor de inzet van drones. Drones zouden helpen bij grote massamanifestaties of het bewaken van industriële sites, zo argumenteerde het bedrijf. De wetgeving moest aangepast worden om het gebruik ervan mogelijk te maken.

Wie zich vandaag dus zorgen maakt over de komst van een surveillance state en het schenden van de privacy, zet zich beter schrap. The worst is yet to come.