Het antwoord op de aanslagen in Brussel moet net meer democratie en meer vrijheid zijn

kuifje-brussel-22maart2016De aanslagen in Brussel roepen een heleboel gevoelens op. Gevoelens van afschuw, van woede, van medeleven met de slachtoffers, gevoelens van angst. Het zijn net die laatste gevoelens die de terroristen willen oproepen. Die paniek willen ze gebruiken voor hun eigen politieke doeleinden. Ze willen krantenkoppen lezen zoals “we zijn in oorlog” of “we leven vanaf nu in een nieuwe wereld”. Angst en mediahysterie zijn bijna onvermijdelijke gevolgen van dergelijke afschuwelijke daden. Maar tegelijk is dit de benzine die het terrorisme in gang houdt.

Daarom moet het antwoord op de aanslagen in Brussel vooral van kalmte getuigen. Het antwoord moet de rechtsstaat respecteren. Het moet net meer democratie en meer vrijheid zijn. Ondanks de gruwelijke beelden, ondanks de doden en gewonden, ondanks de angst.

We spelen in de kaart van de terroristen, als we na elke aanslag de pijlers van onze democratische samenleving door mekaar schudden. Onmiddellijk na de terreurdaden hoorden we al de eerste politici en commentatoren verkondigen dat onze vrijheden en onze privacy zullen moeten wijken voor onze veiligheid. Alsof we enkel het een of het ander kunnen hebben en niet allebei. Alsof minder rechten en vrijheden en nog meer databanken en nog meer surveillancemaatregelen aanslagen zoals die op 22 maart hadden kunnen voorkomen.

We mogen niet wijken voor de terreur. De bescherming van onze privé-sfeer en van onze persoonsgegevens zijn geen mooie franje, die je in tijden van crisis zomaar overboord kan gooien. Integendeel. Het zijn in de grondwet verankerde basisrechten. Het is al ten overvloede aangetoond dat ook een fors uitgebouwde politiestaat, die onze burgerrechten met de voeten treedt, een aanslag zoals die in Brussel niet kan verhinderen. Het verlies van onze fundamentele rechten zal ons niet beschermen tegen aanslagen. Het voornaamste gevolg zou zijn dat we net de waarden vernietigen die we beweren te verdedigen.

Daarom moeten we terugkeren naar een veiligheidsbeleid waar de mensen- en burgerrechten centraal staan. Elke maatregel moet getoetst worden op zijn doeltreffendheid, noodzakelijkheid en proportionaliteit en moet de principes van de rechtsstaat respecteren. En dat niet alleen in woorden maar vooral in daden. We mogen niet het risico lopen dat het anti-terreurbeleid onze democratie verder uitholt.

Terroristen willen dat we onze waarden, onze burgerrechten, onze vrije samenleving opgeven. Ze willen net dat bepaalde bevolkingsgroepen (moslims, vluchtelingen) geviseerd worden en mee schuldig verklaard worden. Terroristen willen polarisen en scheidslijnen trekken tussen “wij” en “zij”. Ze willen een permanente noodtoestand.

Wie mee gaat in die “logica” van de terroristen, maakt zich zelf tot speelbal of nuttige idioot van diezelfde terroristen die alles verachten wat wij naar waarde schatten. We mogen de terroristen deze overwinning niet gunnen en moeten diep ademhalen voordat we bedenken hoe we samen met deze situatie omgaan. Dat is onze enige kans om, naast de onschuldige slachtoffers van de aanslagen, niet ook nog eens onze democratische waarden, onze rechten en vrijheden te verliezen.