“Stap voor stap kruipt de overheid steeds dieper in mensen”

Een column in de Volkskrant zette nog eens op een rijtje waarom Bits of Freedom deze week op twitter terecht sprak van “een ochtend vol kippevel”. Aanleiding was een “even toevallige als ongelukkige samenballing van (technologische) nieuwtjes die allemaal gretig aan de privacy knabbelen”.

(…) de Amerikaanse dienst NSA blijkt Nederland te bespioneren vanuit Denemarken; de Nederlandse politie koopt nog meer drones die gaan helpen bij het surveilleren; Nederland heeft de primeur met slimme camera’s die registreren of je achter het stuur aan het appen bent; Grapperhaus wil een groot digitaal register aanleggen waarin alle tweedehands spullen en personen die ze aanbieden verplicht worden opgeslagen én het Nederlandse leger heeft een experimenteel datacentrum opgetuigd dat het onlinegedrag van Nederlanders in kaart brengt.

De krant voegt er een reactie aan toe van Dennis Broeders, universitair hoofddocent veiligheid en technologie aan de Universiteit Leiden.

“Stap voor stap kruipt de overheid steeds dieper in mensen. Elke aparte stap om dat te doen lijkt redelijk, maar alles bij elkaar is de impact van al die stappen veel groter dan alle stappen opgeteld.”

Het is een ontwikkeling die al langere tijd aan de gang is, maar de laatste tijd in een stroomversnelling is geraakt – niet alleen in Nederland maar even goed in België. De Coronacrisis heeft op dat gebied heel wat deuren geopend die vroeger gesloten waren, maar het is zeker niet de enige aanleiding. De overheid wil steeds verder het privéleven van burgers binnendringen en gebruikt daarvoor alle technologieën die voorhanden zijn. Experimenteel of bewezen. Legaal of over de rand.

In een uitgebreider artikel over de datahonger van de overheid wijst Broeders op de gevaren van dit type overheidsdenken.

“We hebben een nieuwe, shiny tool om het op te lossen. Vaak klinkt dat redelijk, zoals het plausibel is om met slimme camera’s appende bestuurders te pakken. De privacyzorgen worden geadresseerd in een wet of een regel (‘de inzet moet proportioneel zijn’). Vervolgens ziet niemand het risico van de inzet van al die technologieën en dataverzamelingen samen. Dat vind ik fascinerend. Dat heeft te maken met het aard van het risico. Bij een kernbom is dat duidelijk: de kans dat een ontploffing zich voordoet is nihil, maar de impact als het wel gebeurt, is gigantisch. In de digitale samenleving zit het risico overal een beetje. Privacy wordt her en der een beetje geschonden, data worden op diverse plekken verzameld en her en der is een datalek. Maar dat het risico verspreid is, maakt het niet minder groot of ernstig. Het wordt alleen niet zo ervaren.”

Broeders eindigt met de bedenking dat je eigenlijk “een manier zou moeten vinden om de uitbreidende ‘datahonger’ van de overheid net zo terug te dringen als dat ie ontstaat: stap voor stap een beetje eraf.” Zo simpel als het klinkt zal het in de praktijk zeker niet zijn. Maar het moet kunnen, ook al zal het een werk van lange adem blijven. Daarvoor is de inzet te hoog. En het zou mooi zijn als we in het vervolg “vele ochtenden vol kippevel” kunnen tweeten omdat de datahonger van de overheid (en neem er maar de bedrijven bij) weer wat teruggedrongen is.