Art & Surveillance /// De controlemaatschappij, een gesprek met Yucef Merhi en Marc Bijl

Siebe Thissen: De controlemaatschappij, een gesprek met kunstenaars Yucef Merhi en Marc Bijl is overgenomen van siebethissen.net (2005).

De controlemaatschappij
Een gesprek met Yucef Merhi en Marc Bijl

Twee weken geleden werd ik onderworpen aan een grondige veiligheidscontrole. Op het punt van vertrek van Heathrow Airport naar Rotterdam werd ik analoog en digitaal onderzocht, door twee agenten gefouilleerd en gescand met de nieuwste technieken, ten bewijze dat ik een nieuwe fase van rationalisme en Verlichting was binnengestapt. Gek genoeg werd ik niet kwaad of gefrustreerd, immers, dat lijkt me een normale bestaanswijze als je gefouilleerd word. Ik realiseerde me onmiddellijk dat dit iets betekende: ik was gekidnapt door de angstmachine, de controlemaatschappij had eindelijk bezit genomen van mijn geest. Toen ze mijn schoenzolen onderzochten gingen mijn gedachten terug naar de Mad Shoe Bomber – weet u nog? Een idioot, bijna vergeten krantenbericht deed zijn intrede in mijn autobiografie. De check gaf me bovendien een gevoel van veiligheid. De andere passagiers bekeken me met gemengde gevoelens. Hoopten ze een terrorist in levenden lijve te zien of overdachten ze de gevaren van het vliegen? Allebei, denk ik. Net als ik.

Het motto van deze persoonlijke belevenis lijkt duidelijk: ik wil niet dat een gek mijn vliegtuig opblaast. Net zoals ik niet wil dat een nerd mijn computer saboteert met de laatste wormen of Trojaanse paarden, of dat een klootzak mijn creditcardgegevens kopieert om in zijn levensonderhoud te voorzien. Ik ben menselijk, al te menselijk. Leven in de controlemaatschappij is een schizofrene ervaring.

Toch zie ik mezelf niet als een typische control freak. En ik ben geen aanhanger geworden van de ‘handel in angst’, die, volgens Geert Mak in zijn essay Gedoemd tot kwetsbaarheid (2005), momenteel gaande is. Natuurlijk, de groeiende angst heeft geleid tot een aanzwellende roep om controle. Controle is altijd al een wezenlijk aspect van onze beschaving geweest, maar heeft in onze tijd nieuwe hoogten bereikt en steeds meer raffinement tentoon gespreid. De tentoonstelling hier in De Appel, On Patrol , verkent vele aspecten van onze huidige veiligheidssamenleving. Om een beter begrip te krijgen van het verschijnsel controle besloot ik The Limits of Control te herlezen, een verhelderend essay van William S. Burroughs, geschreven in 1975. Hij was de eerste die sprak over de ‘controlemaatschappij’, waarmee hij impliciet afstand nam van Foucaults idee van de ‘disciplinaire maatschappij’ en de weg plaveide voor een nieuwe generatie politieke filosofen als Gilles Deleuze, Felix Guattari, Toni Negri en Michael Hardt. In 1975 waren er nog geen computers, maar Burroughs dacht aan de hersenspoelingprogramma’s van de CIA, religieuze groeperingen als Scientology, de nieuwsproductie door de massamedia, drugs en nieuwe militaire technologieën.

Hij betoogt in The Limits of Control dat hoe intensiever de controle wordt, hoe sneller ze op haar grenzen stuit. Controle vraagt oppositie: zonder oppositie is er geen controle. Je kunt een slaaf onder controle houden, een arbeider, een moslim, een hond. Maar als je totale controle uitoefent is het geen controle meer. Een computer controleer je niet, die gebruik je; een detectiepoortje controleer je niet, dat gebruik je. Alle controlesystemen zijn gericht op een zo nauwgezet mogelijke bewaking, maar als ze hun doel geheel zouden bereiken, zou er niets meer te controleren zijn. Daarom is controle altijd alleen maar partieel. Een interessante gedachte. Ik zeg daarmee niet dat controle automatisch zichzelf ondermijnt, of dat protest overbodig is. Burroughs presenteert een dilemma en dit dilemma wijst waarschijnlijk precies naar het spanningsveld dat controle tot een hedendaagse uitdaging voor kunstenaars en activisten maakt.

Uiteindelijk somt Burroughs drie kenmerken van controle op:

1. Zijn machthebbers eenmaal de weg ingeslagen van een controlepolitiek, dan moeten ze als controleurs die politiek voortzetten omwille van hun eigen lijfsbehoud – er is geen weg terug;
2. Cruciaal voor de controle is het verborgen houden van de intenties van de controleurs voor de gecontroleerden – want als we al hun motieven werkelijk zouden kennen, dan lieten we ons minder gewillig controleren;
3. Effectieve controle betekent het voortdurend handhaven van een evenwicht en het vermijden van iedere confrontatie die een gewelddadige machtsuitoefening nodig zou maken – want controle veranderen in ‘gebruiken’ betekent het doden van elk leven.

Ik wil later vanavond terugkomen op deze notie van de controlemaatschappij, als ik hier in De Appel een gesprek heb met Marc Bijl en Yucef Merhi, twee kunstenaars die aan On Patrol deelnemen. Tot besluit van deze korte inleiding wil ik u een fragment uit The Limits of Control voorlezen, waarin Burroughs zijn complexe ideeën illustreert aan de hand van een simpel verhaal over tien mensen in een reddingsboot – het is een metafoor voor de controlemaatschappij.

“Nemen we een controlesituatie: tien mensen in een reddingsboot. Twee bewapende, zelfbenoemde leiders dwingen de andere acht te roeien terwijl zij beschikken over het voedsel en het water, waarvan ze het meeste voor zichzelf houden en alleen genoeg uitdelen om de andere acht aan het roeien te houden. De twee leiders moeten nu controle uitoefenen om de voordelige positie te behouden die ze zonder controle niet konden handhaven. De controlemethode is hier dwang – het bezit van wapens. De controle kan alleen beëindigd worden door de leiders te overmeesteren en ze hun wapens af te nemen. Als dit is gelukt, zou het voordelig zijn ze ook direct te doden. Nu de leiders de weg van een controlepolitiek zijn ingeslagen, moeten ze er dus uit lijfsbehoud mee doorgaan. Wie moet anderen controleren, anders dan iemand die daarmee een positie van relatief voordeel bewaakt? Waarom moet hij controle uitoefenen? Omdat hij, als hij de controle opgeeft, weldra zijn positie en zijn voordeel, en in veel gevallen ook zijn leven zou verliezen.

Laten we dan eens bekijken hoe in dit reddingsbootscenario controle uitgeoefend kan worden: de twee leiders zijn bewapend, laten we zeggen met .38 revolvers – twaalf schoten en acht potentiële tegenstanders. Ze kunnen om beurten slapen. Toch moeten ze nog altijd oppassen en zorgen dat de acht roeiers niet te weten komen dat ze van plan zijn hen te doden als er land in zicht komt. Zelfs in deze primitieve situatie wordt dwang aangevuld met misleiding en overreding. De leiders zullen aan land gaan op punt A, leggen ze uit, en de anderen genoeg voedsel overlaten om punt B te bereiken. Zij hebben het kompas en ze dragen hun navigatievermogen bij. Kortom: ze proberen de anderen te overtuigen dat dit een gezamenlijke onderneming is, waarin ze allemaal werken voor hetzelfde doel. Ze kunnen ook concessies doen: de voedsel- en waterrantsoenen verhogen. Een concessie betekent natuurlijk het behoud van de controle, te weten de beschikking over de voedsel- en watervoorraad. Via overreding en met concessies hopen ze een gezamenlijke aanval van de roeiers te voorkomen.

In werkelijkheid zijn ze van plan het drinkwater te vergiftigen zodra ze de boot verlaten. Als alle roeiers dit wisten, zouden ze aanvallen, hoe klein of hoe groot ook hun kans op succes. We zien nu dat het verborgen houden van de werkelijke intenties van de controleurs ook een wezenlijke factor is in het handhaven van de controle. Als we de analogie van de reddingsboot uitbreiden naar het Schip van Staat, zien we dat er maar weinig zittende regeringen zijn die een plotselinge, alles riskerende aanval door hun achtergestelde burgers zouden kunnen weerstaan, en dat zo’n aanval goed denkbaar zou zijn als de ware intenties van bepaalde regeringen ondubbelzinnig aan het licht kwamen. Stel dat de leiders in de reddingsboot een barricade hadden gebouwd, dat ze een gezamenlijke aanval konden weerstaan en zo nodig alle acht roeiers konden doden. Dan moesten ze zelf roeien en was geen van beiden veilig voor de ander. Zo zou een hedendaagse regering die beschikt over zware wapens en die is voorbereid op een aanval vijfennegentig procent van haar burgers kunnen doden. Maar wie zou dan het werk moeten doen, en wie zou hen dan beschermen tegen de militairen en de technici die nodig zijn om de wapens te maken en te bemannen?
Effectieve controle betekent het evenwicht bewaren en een confrontatie vermijden die gewelddadige machtsuitoefening nodig maakt. Dit bereikt men ook met een afgewogen gebruik van verschillende psychologische controletechnieken.”

Siebe Thissen (ST): Laten we deze overwegingen meenemen in ons gesprek. Yucef, Ik vind dat je een interessante kijk hebt op het onconventionele en het niet-alledaagse. Mijn eerste vraag, en die geldt tevens voor Marc, is: hoe verhoudt jouw werk zich tot de hierboven geschetste controlemaatschappij, een samenleving waarin technologisch toezicht centraal is komen te staan. Beneden is jullie expositie On Patrol te zien, maar zoals je er hier in de exegese van je werk over praat, lijk je diezelfde technologie ook een warm hart toe te dragen, want je hebt het over poëzie, je ziet overal poëzie in, ook in surveillance. Ik begon mijn inleiding met William Burroughs; hij heeft net zulke gedachten als jij, maar hij spreekt niet van poëzie, hij is veel neutraler: hij spreekt over woorden in plaats van poëzie. Als jij over poëzie spreekt, heb je het over kunst, over iets moois, over esthetica, het lijkt alsof het idee van het sublieme in de technologie je inspireert. Ik ben dus benieuwd hoe je denkt over een van beveiligingstechnologie doordesemde samenleving. Jullie hadden het allebei over een schizofrene, dubbele positie, maar jij, Yucef, klinkt hier bijna romantisch.

Yucef Merhi (YM): Ik ben het met je eens dat mijn werk misschien romantisch is, omdat het optimistisch is. Ik vind het namelijk nodig om met tegengestelden te spelen, je moet een standpunt innemen maar je moet ook de geldigheid van het tegendeel erkennen. In die schommelbeweging komt de waarheid aan het licht. Radicaal zijn schept beperkingen, niet alleen ten aanzien van je visie maar van alles wat je doet. Ik denk dat het onconventionele van het werk dat ik heb bedacht en heb geprobeerd te ontwikkelen, zou kunnen zitten in het feit dat het zich bezighoudt met het alternatief, met het ondergrondse, met het mogelijke en niet met wat al bestaat, dat het zich niet bedient van de instrumenten die iedereen gebruikt, niet het pad volgt dat de mensen in één enkele denkrichting duwt. We moeten meer opties hebben, en ik denk dat wij als kunstenaars inhoud kunnen produceren, kennis kunnen produceren. Een van de problemen die ik wil aanpakken is het feit dat kunst als fictie wordt beschouwd – de meerderheid van de mensen beschouwt kunst vandaag de dag nog altijd als fictie, hetgeen de kunst niet ten goede komt en de cultuur ook niet. Je leest in de krant dat kunst in het verlengde ligt van amusement, maar we moeten verder denken en kunst als cultuur gaan zien.

ST: Marc, volgens mij is jouw benadering van de controlemaatschappij minder pluralistisch, minder esthetisch, maar veel militanter. Jij lijkt er ook op uit manieren te bedenken om een tegendeel te produceren en daarin te geloven. In je werk over de regels van wat je in de openbare ruimte mag doen en over de rollen die mensen vervolgens spelen openbaar je een soort militair systeem dat de mensen onderdrukt en waaraan tegenwicht moet worden geboden. Hoe sta je persoonlijk en artistiek tegenover deze controlemaatschappij?

Marc Bijl (MB): Ten eerste: mijn werk is nogal persoonlijk, in de zin dat het alleen qua vorm radicaal is. Ik denk zelfs dat Yucefs werk in bepaalde opzichten radicaler is dan het mijne. Mijn werk ziet er radicaal uit – het maakt volgens mij verschil of het radicaal is of dat het er radicaal uitziet. De dingen die je in de publieke ruimte kunt doen, en de dingen die je als kunstenaar kunt doen, zijn in zekere zin altijd kunstmatig en zijn gebaseerd op een specifiek kunstprogramma. Het is een idee dat ik uitvoer en dat op zich niet erg expressief is, maar er in de praktijk wel heel expressief uitziet, en dat is ook de opzet. In die zin weet ik heel goed wat ik doe, plan ik dus wel, en speel ik met het feit dat er een subcultuur of tegencultuur is die in wezen dezelfde structuur heeft als de zogenaamde vijand waar ze zich tegen verzet – wat dat betreft ben ik veel cynischer en sceptischer over het idee dat je deze maatschappij via bijvoorbeeld hacken of activisme zou kunnen veranderen. Over het algemeen is het oké om dat te doen, maar de meeste mensen komen niet in verzet, ze voelen zich ook niet onderdrukt of gecontroleerd door camera’s en dat soort dingen. In wezen denk ik er net zo over als die zwijgende meerderheid, het is geen onderwerp dat me erg bezighoudt. Voor mij persoonlijk is surveillance niet goed of slecht. Het zijn symbolische acties van de overheid, net zoals ik zelf ook symbolische acties uitvoer. Maar ik denk wel dat niemand er bij gebaat is als er meer camera’s worden gebruikt en er meer toezicht komt. Het is ritueel: mensen gaan dan denken dat er iets wordt gedaan aan de openbare ruimte en het geeft ze een andere, veilige perceptie van die ruimte.

ST: Jullie hebben het allebei over een soort ingewijd publiek dat jullie werk begrijpt. Jullie spreken over een ‘underground’ waarmee jullie communiceren, over een subcultuur en tegencultuur. Wat zijn dat voor begrippen in jullie kunstpraktijk? Zijn de kunstwerken die jullie maken uitsluitend bestemd voor dit soort publiek? Is jullie werk subcultureel gecodeerd? Of mikken jullie op een breder publiek dat bekend wil worden met het subculturele? Want als ik jullie werk zie, en laat ik maar eens kritisch zijn, dan denk ik dat jullie subculturele publiek een gemakkelijke prooi is, want ze weten immers alles al. Een activist heeft al lang door wat jullie willen vertellen.

MB: Eerst hield ik me met interventies bezig en wilde ik alleen een soort rollenspel spelen, dus de groep waar ik me op richtte was ik in feite zelf – ik wilde ervaren hoe het is om in zo’n systeem te leven. Maar na een tijdje ging ik me echt in het beveiligingswerk verdiepen en lieten mensen ons daadwerkelijk tijdens gespeelde controles hun portefeuille zien, wat we wel leuk vonden. Toen ik later de videoregistratie zag, kreeg ik het gevoel: dit is wat er gebeurt, dit is in de maatschappij al voorhanden. Ik vind het leuk dat te onderzoeken en dit soort werk te maken, over beveiliging, vooral voor mezelf, en het te gebruiken als illustratie van eigen ervaringen.

YM: Mijn antwoord is heel kort: ik beperk mijn publiek nooit. Mijn publiek kan iedereen zijn. Ik denk dat zodra je je publiek gaat beperken, je onnodig grenzen creëert. Dan ben je bezig met reductie in plaats van met kunst.

ST: Maar je had het er ook over dat de kunst vele opties heeft…

YM: Ik zei zojuist dat kunst een vorm van kennis moet zijn – geen entertainment. Er moet serieus over worden nagedacht en ze moet een rol hebben te midden van andere disciplines als filosofie, literatuur, geschiedenis et cetera. Op dit moment is dat niet het geval.

ST: Iets anders, waarover ik al heb gesproken in mijn inleiding, is de vaststelling dat er grenzen zijn aan de controle. In de jaren negentig stelden een heleboel kunstenaars en activisten dat hoe strakker het net van de controle aangetrokken wordt, hoe meer opties er tegelijkertijd worden gecreëerd om die controle aan te vallen en ermee te spelen. Denk je dat deze kritische grens werkelijk bestaat, en dat de controlemaatschappij vanuit haar aard mogelijkheden creëert voor mensen om daarmee te spelen? Heb je daar ideeën over, nu we het toch over kunst als een vorm van kennis hebben?

YM: Dat is een heel complexe vraag. Ik denk dat de controlemaatschappijen beide zijden van de medaille creëren. Aan de ene kant creëren ze angst en vestigen ze een machtsstructuur die die angst wil temperen, maar aan de andere kant wordt het tegendeel, de rebellie evenzeer gecreëerd. Ik denk dat Marc en ik beiden aan die kant staan. We tarten dat systeem, we spelen met dat systeem, en we weten dat dat mogelijk is.

MB: Kijk, het systeem is heel zwak – neem het hele idee van al die zogenaamde nieuwe technologieën. Toen de radio werd uitgevonden dachten ze dat die de mensen dichter bij elkaar zou brengen, dat er meer directe democratie zou komen. En het eerste wat er dan gebeurt is het rampzalige War of the Worlds (*), en natuurlijk Adolf Hitler, die de radio voor propagandadoeleinden gebruikt. Wat het internet betreft denk ik dat, ook al is het voor iedereen toegankelijk, het vooral gemeenschappen dichter bij elkaar heeft gebracht die momenteel de maatschappij bestrijden en bedreigen. Je kunt nieuwe technologieën dus altijd misbruiken. Het is een zwak systeem, de controlemaatschappij bestaat helemaal niet. Het is alleen de aanname dat we bekeken worden en dat er controle is. En de enige die dit gelooft, is de meerderheid, maar die doet sowieso nooit iets doms. Wat we als kunstenaars willen laten zien is dat het systeem zo lek is als een mandje.

YM: Kunstenaars hebben de macht de paradigma’s te vernieuwen…

MB: Ik denk ook dat het aan de kunstenaars is om niet altijd de waarheid vertellen, maar ook leugens en mythen te verspreiden. Dat zou ook onderdeel kunnen zijn van een artistiek programma, twijfels zaaien over zekerheden, dat zijn dingen die een kunstenaar volgens mij kan doen – op een heel laagculturele manier.

ST: Dat betekent niet dat het hightech moet zijn.

MB: Precies, en het kan interessant zijn voor allerlei mensen, niet alleen voor mensen die met kunst bezig zijn, en kunst kan weldegelijk amusement zijn, maar in de zin dat ze niet altijd didactisch hoeft te zijn: je kunt zelfs die dingen uit de maatschappij gebruiken en er zo’n draai aan geven dat ze net buiten de werkelijkheid komen te liggen, zodat de mensen een spiegel wordt voorgehouden en ze zien dat dingen compleet anders zijn dan ze dachten. Ik vind dat dit de plicht van de kunstenaar is: het dagelijks leven gaat zijn gang en de kunstenaar loopt net een stapje naar links of naar rechts. Uit het lood brengen.

YM: Ik denk dat kunst een kwestie van argumentatie is. Het risico loert dat we teveel gaan generaliseren. Als we zeggen dat kunst alleen amusement is, dan wordt het problematisch. Ik heb er geen moeite mee kunst ook als amusement te zien, dat moet het kunnen zijn, maar we mogen niet alle verschillende kwaliteiten en betekenissen reduceren tot amusement.

ST: Jullie hebben beiden al een zwikje kwaliteiten opgesomd: politiek, didactiek , amusement. Maar wat staat ons te wachten? – en ik wil even teruggaan naar On Patrol. Een van de problemen is dat mensen denken dat toezicht een onderdrukkingsmiddel is, al zijn het maar een paar mensen in uniform die naar monitoren zitten te kijken. We kennen de bedoelingen van de controleurs immers niet. Wat zou er gebeuren als we die bedoelingen naar buiten zouden brengen, bijvoorbeeld in de vorm van digitale billboards, als een soort reclameborden die in de openbare ruimte laten zien waar deze kleine groep mensen naar kijkt. Wat gebeurt er als je beveiliging publiek maakt, als je bewaking publiceert? Ik denk dat er iets anders met ons gebeurt als je de praktijk van beveiliging esthetiseert en theatraliseert: de mensen zullen zich anders gaan gedragen in de openbare ruimte. Ze worden acteurs in plaats van passieve objecten. Reflectie dringt zich plots op.

MB: De mensen raken er al aardig aan gewend, aan de identiteitskaarten, de mobieltjes; en met satellieten is het gemakkelijk na te gaan waar ik ben… ik heb daar geen moeite meer mee. Eerst wel, maar nu ben ik eraan gewend.

YM: Het gaat niet alleen om angst, maar ook om de manier waarop onze informatie wordt beheerd. Als je bijvoorbeeld iets gaat kopen, gebruik je meestal een creditcard, omdat het tijdsverspilling lijkt contant geld te gebruiken. De informatie van je creditcard gaat vervolgens naar een database, dus elke keer dat je iets koopt creëer je een profiel en al die profielen gaan naar een centraal punt, en die centrale database gaat weer naar de regering en die voert er weer informatie in terug. Er is dus een intrinsieke relatie tussen de regering en de winkels, de grote ondernemingen, het kapitaal.

ST: Maar het is wel een enorm grote database, en zoals Burroughs al zei: controle heeft tijd nodig om controle uit te oefenen. En wie gaat die uitoefenen. Wie heeft de tijd om al die dossiers door te nemen. Creëren we geen enorme bureaucratische controlemachine?

YM: Nou, ze verzamelen al die informatie gewoon en als er dan iets mis is, als je de wet overtreedt, dat weten ze precies wat je hebt uitgehaald. Ze hebben je ‘geschiedenis’.

ST: Dat is interessant. Dus je denkt niet dat het stelen van iemands identiteit het grootste probleem is, maar juist het produceren ervan? Het ontwerpen van iemands geschiedenis? Het is veel gemakkelijker een identiteit voor een persoon te construeren: als er geen terroristen zijn, dan produceer je ze gewoon. Denk je niet dat dat het grootste probleem is?

YM: Ja, ik denk dat dat ook een van de gevolgen is van het proces dat we op het moment doormaken.

ST: Dus als kunst een vorm van kennis en kennisoverdracht is, heeft De Appel met de expositie On Patrol eigenlijk een dosis kennis verzameld. Een singuliere database die op interpretatie wacht. Als aan jullie beiden nu werd gevraagd een vervolgexpositie te maken, omdat in de kunst kennis gereproduceerd moet worden en wij als westerse maatschappij geloven dat kennis nu eenmaal nieuwe kennis produceert, wat zou dan een interessante nieuwe expositie zijn, als een vervolgstudie op deze?

MB: Het tegendeel hiervan, zou ik zeggen, een alternatieve structuur, niet de maatschappij zoals wij die op dit moment ervaren, maar zoals ze wordt ervaren binnen bepaalde heel specifieke groepen, bijvoorbeeld onder religieuze fanatici, en de geboden alternatieven voor onze maatschappij waarmee ze op de proppen zijn gekomen. Zij zijn feitelijk nog erger dan de controlemaatschappij, want de controle binnen deze groepen is nog strakker en restrictiever dan in onze samenleving…dat zou voor mij On Patrol deel 2 zijn.

ST: Je denkt dus dat nieuwe sekten, groepen fundamentalisten en occulte genootschappen het gevolg van deze samenleving zijn?

MB: Ja, volgens mij denken de mensen dat ze aan de controlemaatschappij kunnen ontsnappen en daarom storten ze zich in allerlei subculturen – als een vlucht. Ik kan niet zo snel concrete voorbeelden noemen, maar ik ben er tamelijk zeker van dat dit gaat gebeuren. Het is een reactie op de big brother­ -maatschappij, misschien geschiedt het via het internet.

YM: Het zou een idee zijn om een referendum onder de mensen te houden over ideeën, waarbij iedereen ideeën kan aandragen, en je kunt ze vervolgens misschien laten oordelen over de beste voorstellen, die niet per se van kunstenaars afkomstig hoeven te zijn, maar bijvoorbeeld van ingenieurs of studenten. Ik denk dat dat een interessant vervolgproces zou kunnen zijn, mijn On Patrol deel 2.

Noot: hier wordt verwezen naar de legendarische radio-uitzending door Orson Welles uit 1938 waarin het verhaal War of the Worlds van H.G. Wells als hoorspel zo realistisch werd gebracht dat veel luisteraars dachten dat er werkelijk een buitenaardse invasie gaande was.