Camera’s zijn geen opvoeders

De opmars van veiligheidstechnologie baart Dieter Burssens, Stefaan Pleysier en Cis Dewaele zorgen. Wie echt op preventie wil inzetten, moet de oorzaken van criminaliteit in de samenleving aanpakken.

[ Origineel verschenen @ De Standaard ]

Het zijn hoogdagen voor veiligheidscamera’s en andere gesofisticeerde technologieën. Terwijl Tienen nog zijn eerste camera’s in het stadspark moet plaatsen, registreren de Leuvense ANPR-camera’s in één jaar meer dan 50.000 overtredingen. Antwerpen zet zijn antiterreurcamera’s zelfs in om de coronamaat­regelen te handhaven (De Standaard 13 maart).

De overheid gebruikt al lang niet meer alleen camera’s om overtredingen tegen te gaan. Steeds meer technologische hoogstandjes, van drones en slimme meters tot synthetisch DNA, verhogen de slagkracht van onze overheid om criminaliteit aan te pakken. En wanneer bijvoorbeeld het drugsmilieu rake klappen krijgt, omdat zelfs de meest onhackbaar geachte telefoons worden uitgelezen, zijn we daar alleen maar blij om.

De opkomst van veiligheidstechnologie past binnen een bredere evolutie naar een surveillancestaat, waarbij de overheid een steeds sterkere greep op haar burgers krijgt. De implementatie ervan gebeurde aanvankelijk schoorvoetend, en alleen ter bescherming tegen de meest ernstige en acute bedreigingen, zoals terroristische aanslagen. Vandaag lijkt er geen rem meer te staan op de uitbreiding van de waaier aan technologische hulpmiddelen en de doeleinden waarvoor die worden ingezet.

De prijs van vrijheid

Die trend is zorgwekkend. In de eerste plaats omdat het om preventie via controle gaat. Met camera’s probeer je mensen af te schrikken, zodat ze niet in de fout gaan, of hen te identificeren als ze de regels toch overtreden. Je grijpt dus in als het (bijna) te laat is. Dat is geen preventieve oplossing. Als je wilt inzetten op effectieve preventie op de lange termijn, moet je de oorzaken van criminaliteit in de samen­leving aanpakken, door te werken aan opvoeding, burgerschap, opleiding en gezonde sociaal-economische omstandigheden. Camera’s voeden kinderen niet op. Dat moeten we zelf blijven doen.

Lang geleden kozen we voor een democratische, vrije samenleving, waarin burgers de nodige autonomie krijgen om zelf te beslissen hoe ze leven. Door steeds meer technologieën in te zetten om een groeiend aantal levensdomeinen te controleren, wordt die vrijheid gaandeweg ingeperkt. Dat is altijd goedbedoeld, meestal in functie van het algemeen belang. Maar een overheid die democratische principes hanteert, moet zich altijd realiseren en aanvaarden dat zij daardoor een beperktere slagkracht heeft. Een overheid die haar burgers vrijheid belooft, gunt hen in feite de autonomie om ook fouten te maken. Vrijheid heeft een prijs. Daarom moet je als overheid op zoek naar strategieën die mensen helpen om de beste keuzes te maken, ook voor het algemeen belang, zonder hen op te sluiten binnen wat je zelf als het meest wenselijke gedrag beschouwt.

Autoritaire trekken

De nieuwe technologieën worden ingezet voor onze veiligheid. Maar een ongebreidelde uitdijing van de surveillancestaat wordt op een bepaald moment net heel onveilig voor de burgers. Naarmate een overheid meer autoritaire trekken vertoont, en nadrukkelijker geneigd is om haar burgers binnen de vooropgestelde lijnen te laten lopen, kunnen camera’s, drones en aanverwanten plots een sterke bedreiging worden. Vooral voor die mensen die niet passen in het plaatje van de overheid, vanwege een verschil in visie, een andere cultuur of levenswijze of hun seksuele geaardheid. Hoe meer een overheid haar burgers binnen de zelf uitgetekende lijnen wil laten kleuren, hoe meer een geleidelijke inperking van de vrijheid en autonomie van burgers dreigt.

Bij de ontwikkeling van een sterk en efficiënt veiligheidsbeleid, moet je dus een goede balans zoeken tussen diverse belangen. Veiligheid, vrijheid, autonomie en privacy zijn alle belangrijk in onze samenleving. We moeten zorgvuldig aftoetsen welke technologieën we inzetten voor welke doeleinden. Er is nood aan buffers die het gebruik van vergaande methodes door de overheid op zijn minst controleren en waar nodig beperken.

Zo’n buffer bestaat binnen het gerechtelijke onderzoek, dat een cruciale rol toekent aan de onderzoeksrechter. Die oordeelt nauwgezet of vrijheidsberovende of privacyonvrien­delijke methodes noodzakelijk en proportioneel zijn. Daarbuiten ontbreekt zo’n buffer. Wie toetst af of de camera­bewaking in het stadspark van Tienen inderdaad noodzakelijk is? Wie zal Leuven vertellen dat er mogelijk andere methoden bestaan om bestuurders uit een straat te weren?

Steevast kiezen voor veiligheidstechnologieën, wijst op een gebrek aan inzicht, creativiteit en motivatie om na te denken over hoe je aan de wortels van problemen kunt werken en hoe je op lange termijn een mooie en veilige samenleving uitbouwt. Wie echt aan preventie wil doen, zal toch iets meer inspanningen moeten leveren dan telkens weer nieuwe camera’s te hangen.

Dieter Burssens (wetenschappelijk onderzoeker Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie)
Stefaan Pleysier (hoogleraar criminologie KULeuven)
Cis Dewaele (sociaal pedagoog)

[ Origineel verschenen @ De Standaard ]