Elke nieuwe camera verlegt de grens

“Elke nieuwe toepassing van camera’s verlaagt de tolerantiedrempel en verlegt de grens. Een maatschappelijk debat hoever we hierin willen gaan, is er nauwelijks. Grote transparantie evenmin.”

In een commentaar voor De Standaard maakt Inge Ghijs – chef binnenland van de krant – zich ongerust over de manier waarop bewakingscamera’s steeds verder in de publieke ruimte binnendringen en een surveillance samenleving steeds dichterbij brengen.

Elke nieuwe camera verlegt de grens

Eerst waren er camera’s om snelheidsduivels en roodrijders op heterdaad te betrappen. Vervelend, maar voor een goed doel: de verkeersveiligheid kon er alleen maar baat bij hebben, er konden ­levens mee gespaard worden. Dat in volle terreurdreiging geld, dat bedoeld was voor antiterrorisme, ook werd ­gebruikt voor slimme camera’s, ook daar kon je toch niet tegen zijn. Ook al werd snel duidelijk dat diezelfde camera’s niet lang daarna ook voor minder veiligheidsbedreigende doelen konden worden ingezet, om bestuurders te klissen die hun verzekering niet betaalden bijvoorbeeld.

Langzaamaan palmden camera’s de publieke ruimte in: in winkels, in musea, in stations, op sportvelden. In coronatijd sloegen we een andere straat in: de camera’s dienden niet langer voor onze veiligheid, maar om ons doen en ­laten te controleren, om de drukte in de winkelstraten of op het strand te monitoren. De joodse gemeenschap ondervond hoe camera’s die hen eerst moesten beschermen ­tegen aanslagen, gebruikt werden om te controleren of ze niet met te veel in een synagoge of feestzaal aanwezig waren. Een surveillance samenleving is dan niet ver weg meer.

Leuven gaat nog een stap verder. Camera’s in een park om gegevens te verzamelen over mensen die er sporten, heeft echt niets meer met veiligheid te maken. Wat is er mis met een onderzoeker die ter plekke met sporters praat?

Zullen we straks ook ­camera’s inzetten om het winkelgedrag te analyseren om zo beter in te spelen op de behoefte van consumenten om hen aan te sporen nog meer te consumeren? Of zullen camera’s monitoren hoe vaak we op straat roken, hoe vaak we naar een ongezonde fastfoodtent gaan en wie dat risicogedrag vooral vertoont? Dat lijkt misschien ver­gezocht, maar sporters in een park observeren met camera’s om data te verzamelen voor een sportbeleid leek dat vijf jaar geleden ook. Elke nieuwe toepassing van camera’s verlaagt de tolerantiedrempel en verlegt de grens. Een maatschappelijk debat hoever we hierin willen gaan, is er nauwelijks. Grote transparantie evenmin.

Telkens weer worden we gesust met het argument dat data geanonimiseerd worden en dat beelden niet worden bijgehouden. Maar beelden kunnen altijd gehackt en ­misbruikt worden. En zodra de camera’s er hangen, zijn ze altijd inzetbaar voor andere toepassingen dan waarvoor ze bedoeld waren.