We evolueren niet per se naar een politiestaat, maar wel blijven opletten

Deze opiniebijdrage van Rosamunde van Brakel en Paul De Hert verscheen oorspronkelijk in De Morgen.

linkAls we niet opletten wordt de Coronacrisis een keerpunt in de geschiedenis van de surveillance, waarschuwde historicus Yuval Harari in de Financial Times. In een ophefmakend essay, dat De Morgen in vertaling bracht (DM 29/3), schreef hij dat de crisis wijst op “een spectaculaire overgang van uiterlijke naar onderhuidse bewaking. Tot nog toe wilde de regering weten waar je op klikte als je iets aanraakte op het scherm van je smartphone. In coronatijden verandert de focus: nu wil de regering de temperatuur van je vinger weten, en je bloeddruk.”

De ervaring leert inderdaad dat noodmaatregelen vaak blijvers blijken, en dat maatregelen waarover samenlevingen als de onze zich normaal lang bezinnen, nu genomen worden zonder veel boe of bah. Die boodschap bracht Bart Cammaerts van de London School of Economics ook in deze krant (DM 3 april 2020). Interessant is dat Cammaerts’ niet alleen top-downprocessen observeert (de overheid die de crisis aangrijpt om beleid door te drukken), maar ook van bottom-up processen (u en ik die uit schrik voor risico’s druk uitoefenen om stevig in te grijpen).

Wil dat nu zeggen dat onze samenleving door een wisselwerking van bovenaf en onderaf evolueert naar een politiestaat, nu de Corona-app ook onze kant uit komt? Wij zien een verschil, niet alleen qua genomen maatregelen maar ook door het levendige publieke debat over apps en privacy. Onderzoek toont aan dat maar de helft van de respondenten een app steunt en dat ze het enkel steunen als er waarborgen worden genomen. Een honderdtal wetenschappers wijst in een open brief dat het risico van zulke apps onderschat wordt.

Ook in de politiek zien we hoop: er komt een parlementair debat nu Jessika Soors (Groen) in de Kamer een resolutievoorstel heeft ingediend dat de invoering van een app koppelt aan strikte privacyregels en gebruik op vrijwillige basis. Bovendien neemt minister Philippe De Backer, belast met de taskforce testing in de strijd tegen het nieuwe coronavirus (Open Vld) geen overhaaste beslissingen. Hij neemt privacy serieus. In een interview met Radio 1 zei hij terecht: “Tijdelijke maatregelen hebben de onhebbelijke gewoonte nadien toch aan te houden. We moeten oppassen met wat we toelaten.” Dat siert een man die zich destijds als staatssecretaris voor de privacy nog uitte als een fan van big data, wat in de privacy gemeenschap de nodige argwaan wekte. Dat hij een “taskforce” opricht om een “privacy-vriendelijke app” te ontwikkelen is bemoedigend.

De Backers parcours mag je vanuit databeschermingsstandpunt gerust lovenswaardig noemen, zeker in vergelijking met andere landen. Toch blijft het beleid over de ontwikkeling van de Corona-app zelf weinig transparant. Dat maakt publieke controle moeilijk om niet te zeggen onmogelijk. Er is bovendien geen wetenschappelijk bewijs dat deze apps werken, zeker als een groot deel van de bevolking weigerachtig is om het te downloaden. Er is ook weinig aandacht voor de sociale gevolgen van de apps en voor de sociale praktijk. Wetenschappelijk bewijs toont aan dat gebruik van Big Data toepassingen tijdens de Ebola epidemie in West-Afrika in 2014-2016 voor het indijken en opsporen van de ziekte grote beperkingen hebben, vooral door gebrek aan expertise van de technologieontwikkelaars van sociale praktijken.

Naast vragen over effectiviteit, transparantie en expertise zijn wij bezorgd dat een te enge focus op databescherming voorbijgaat aan bredere maatschappelijke zorgen. Het is niet omdat deze of gene technologie geen persoonlijke data verwerkt dat er geen gevolgen zijn. Wij worden dom gehouden met de boodschap dat er geen probleem is met onze rechten en vrijheden, zolang er maar privacy-vriendelijk ge-appt of gewerkt wordt met geaggregeerde en geanonimiseerde gegevens.

Anders gezegd, vanaf het ogenblik dat data genoeg geanonimiseerd en geaggregeerd zijn, kunnen we op beide oren slapen. Was het maar zo. Juridisch-technisch gesproken klopt het een beetje. Big Data toepassingen die werken zonder gegevens over personen vallen inderdaad niet onder de databeschermingswetgeving die alleen persoonlijke data beschermt.

Maar dat maakt de kennis vergaard door Big Data niet onbesproken. Kennis gebaseerd op anonieme gegevens is niet neutraal en kan leiden tot machtsvergroting door de creatie van nieuwe kennis (al dan niet correct) waarop beleid wordt gebaseerd met mogelijk stigmatiserende uitkomsten voor bepaalde groepen en meer sociale ongelijkheid.

Hopelijk gaat het parlementair debat meer dan over taalspelletjes rond ‘respect voor de privacy’. Als we de discussie over apps en bijhorende gevolgen op een bredere basis kunnen voeren, maken we het verschil met autoritaire surveillancelanden.

Rosamunde van Brakel is onderzoeksprofessor aan de Vrije Universiteit Brussel Leerstoel Surveillance Studies. Paul De Hert is professor Privacyrecht aan dezelfde universiteit.