Voer debat over corona-apps niet te lichtzinnig

“Dat uw gezondheid boven alles staat, lijkt terecht. De vraag moet niet zijn hoeveel privacy u wilt inleveren voor uw gezondheid of hoeveel draconische maatregelen u moet slikken. De vraag moet zijn hoe we uw gezondheid kunnen maximaliseren, en tegelijk oog hebben voor de langetermijngevolgen van technologie, die niemand nu kan inschatten, en voor ethische en sociologische vraagstukken, die verder moeten gaan dan het magere juridische kader. Dit virus mag dan razendsnel zijn, van gevaarlijke beslissingen wordt slechts met een slakkengang weer afscheid genomen.”

Matthias Dobbelaere-Welvaert
Opiniebijdrage voor De Tijd

Niemand heeft het grote gelijk in pacht, ook niet voor een exitstrategie uit de coronacrisis. Wel is veel te zeggen voor een debat met nuance, juiste informatie en transparantie vanuit de overheid. Er moet dringend duidelijkheid komen: zal technologie ingezet worden tegen Covid-19, en vooral: hoe?

U weet het of u weet het niet, maar uw smartphone maakt nu al enkele weken het onderwerp uit van een verhit debat. Niet het machientje, maar wat er eventueel op kan: een corona-app. Voor- en tegenstanders verliezen zich in oeverloze debatten, vaak aan extreme zijde. Ondergetekende maakt er zich evengoed schuldig aan, de emotie is nooit ver weg in deze tijden.

Dit weekend publiceerde een consortium, onder initiatief van econoom Geert Noels, een exitstrategie. Een ietwat mager document van vier pagina’s, dat toch eerder moet gelezen worden als een startoefening. In dat document staat iets bijzonders: het consortium wil graag de impliciete verplichting inbouwen om een app op de telefoon te hebben, anders wordt u de toegang tot een winkel, metro of ander openbaar gebouw ontzegd.

Dat gaat ver. Te ver, ook voor de Europese Commissie. Die doet samen met de European Data Protection Board enkele aanbevelingen, waaronder het vrijwillig karakter van zo’n app. De redenering is dat een groot deel van de bevolking de app moet installeren, voor ze nuttig kan zijn. De marges variëren, maar we spreken snel over 60 procent.

Het debat gaat echter over zo veel meer dan een app of niet. Het gaat om data: hoe gaan we datastromen inzetten om opnieuw uit deze crisis te komen? Hoe zwengelen we de motor van de economie weer aan als we blind moeten rijden? Aan elk initiatief zijn risico’s verbonden. Enerzijds verliezen we ons in ‘solutionism’ (het idee dat technologie alles kan en moet oplossen), anderzijds worden in een rotvaart oplossingen voorgesteld. Haast en spoed is zelden goed, en dat is hier niet anders. In Nederland werd een missverkiezing met zeven apps georganiseerd, die amper een week voorbereidingstijd kregen. Het resultaat laat zich raden: geen enkele app werd verkozen.

Ik zag een bekend filosoof tweeten dat we om levend en gezond te blijven een deel van onze privacy moeten opgeven. Dat klopt niet en doet terugdenken aan de retoriek die we hoorden in onveilige tijden.

Het is mogelijk een app te ontwikkelen met de hoogste technische standaarden, met ethische en sociologische afwegingen en met een juist juridisch kader – al stelt dat laatste niet veel voor. De GDPR is er nu even niet om ons te beschermen tegen maatregelen van de overheid. Het probleem is dat nuance amper een luisterend oor krijgt. Men is op zoek naar pro’s en contra’s, maar zelden naar de waarheid in het midden.

Ultieme test

Voorstellen die tot draconische maatregelen oproepen, helpen niet aan een nuchter en constructief debat. Mensen verplichten een stukje technologie mee te dragen, leidt zelden tot een hoge acceptatiegraad. Die krijg je wel door veel transparantie, door onafhankelijke experten, door een openbare code die iedereen kan controleren, door een parlementair debat en door omzichtigheid. Hoe beter en waarheidsgetrouwer de technologie werkt, hoe meer mensen de app willen installeren. Dat verschilt weinig van de klassieke economische zienswijze en het mag verwonderlijk heten dat vooraanstaande economen zo weinig vertrouwen hebben in de marktwerking.

Hoe de wereld zich herneemt na de crisis lijkt niemand goed te weten. Wat we wel met zekerheid kunnen vaststellen, is dat privacy zijn ultieme test doormaakt. In tijden van vrede en relatieve voorspoed zijn we erg begaan met mensenrechten. In tijden van paniek en crisis net wat minder. Wie herinnert zich de ’tijdelijke’ maatregelen die onze regering nam na de terroristische aanslagen van 2016? Hebt u intussen al een ANPR-camera zien afgebroken worden? Kunt u weer anoniem een simkaart voor uw telefoon kopen?

Dat uw gezondheid boven alles staat, lijkt terecht. De vraag moet niet zijn hoeveel privacy u wilt inleveren voor uw gezondheid of hoeveel draconische maatregelen u moet slikken. De vraag moet zijn hoe we uw gezondheid kunnen maximaliseren, en tegelijk oog hebben voor de langetermijngevolgen van technologie, die niemand nu kan inschatten, en voor ethische en sociologische vraagstukken, die verder moeten gaan dan het magere juridische kader. Dit virus mag dan razendsnel zijn, van gevaarlijke beslissingen wordt slechts met een slakkengang weer afscheid genomen.

Technologie is niet per se de vijand. Een debat met diepe loopgraven, het vergeten midden, extreme visies, en het voortdurend inruilen van privacy als was het een simpele pasmunt: wellicht is dát de onzichtbare vijand die vandaag door het sociale weefsel van onze maatschappij waart.

Matthias Dobbelaere-Welvaert
Opiniebijdrage voor De Tijd