“Een technologiebedrijf dat auto’s gebruikt”

“Van een autobedrijf dat technologie gebruikt, zullen we evolueren naar een technologiebedrijf dat auto’s gebruikt.” Het is een uitspraak die ontegensprekelijk in aanmerking komt voor de quote van de dag. De auteur ervan – autobouwer Renault – zouden we meteen ook tot creep van de dag kunnen bombarderen. De quote is geplukt uit een persbericht dat ­de autobouwer-die-geen-autobouwer-meer-wil-zijn rondstuurde over zijn toekomstplannen en de aanleiding biedt voor een column van Annelien De Greef in De Standaard. Het komt er op neer dat Renault tegen 2030 minstens 20 procent van de omzet uit diensten en data wil halen. In een interview op de Franse televisie voegde ceo Luca de Meo eraan toe dat het bedrijf daarvoor zal samenwerken met Franse reuzen als Orange en Atos. In de zomer van 2020 sloot Renault al een groot akkoord met Google.

De Greef wijst erop dat veel automobilisten nog niet beseffen dat hun ­wagen almaar meer een smartphone op vier wielen wordt. Het is een evolutie die al een tijdje aan de gang is, maar nu in een stroomversnelling is terecht gekomen. Zowat alle autobouwers gaan ervan uit ‘big data’ voor hen cruciaal zijn om de 21ste eeuw te overleven. Met de artificiële intelligentie en gegevens die daarvoor nodig zijn, verbaast het niet dat Baidu (het Chinese Google) en Geely (de Chinese eigenaar van Volvo) vorige week aankondigden dat ze samen een technologiepoot ­oprichten. Hyundai liet dan weer weten gesprekken met Apple te voeren.

Op dat kruispunt van autoconstructeurs en big tech lijkt onze privacy het eerste slachtoffer te worden. Degreef haalt aan dat de kwestie al even voer voor debat is onder juristen en in de Europese coulissen: als wagens almaar meer een bron van ‘big data’ worden, van wie zijn dan al die gegevens die al rijdend vergaard worden en naar wie mogen ze verstuurd worden? Wij zouden in ieder geval denken dat de data aan de eigenaar van de wagen toebehoren. Dat klinkt als de logica zelve, maar er zijn heel wat kapers op de kust. Niet alleen de autobouwers, maar even goed de verzekeraars die likkebaarden bij het idee dat ze toegang zouden kunnen krijgen tot al die ‘zwarte dozen’.

De conclusie van Degreef is daarom alles behalve hoopgevend.

Dat de gegevens alleen de bestuurder zelf toehoren, lijkt nu al een verloren strijd. Tijdens een conferentie in Brussel voor een publiek uit de auto-industrie, een dik jaar geleden, barstte de zaal in lachen uit toen de vraag viel of het nog kon om gewoon een wagen te kiezen die rijdt, meer niet. ‘Alleen maar voor de heel rijken of de heel armen’, was de reactie. Voor wie zich een oldtimer kan veroorloven of het met een oud wrak moet doen.

Omdat voor de meeste autobestuurders geen van beide een oplossing is, is het vooral tijd dat de Europese wetgevers een halt toeroepen aan die perverse paringsdans van autobouwers en big tech. Privacy is ook hier geen ‘verloren strijd’ zoals de journaliste beweert. Dat is het nooit. Er is altijd een weg om dit soort evoluties te stoppen. Het vergt wel moed van de wetgevers en die moed moeten ze vandaag tonen.