De surveillancestaat is er al

Marc Reynebeau, redacteur bij De Standaard, heeft het in zijn column over “de bredere denktrant achter de invoering van nieuwe technologie om de bevolking te controleren en er informatie over te verzamelen: je hoeft niet schuldig te zijn om verdacht te zijn. Vingerafdrukken, cameracontrole, energieverbruik, reisinformatie, het sleepnet dat internet­data verzamelt, eventuele opslag van biometrische gegevens, dat alles draait het rechtsstatelijke fundamentele vermoeden van onschuld om: iedereen is verdacht tot bewijs van het tegendeel.”

Lees de volledige column bij De Standaard.

De surveillancestaat is er al

Dit is de algemene regel: als iets technisch mogelijk is, zal het ook in de praktijk worden gebracht. Dat is in de geneeskunde het geval, dat is militair zo en het is in het politie- en veiligheidsbeleid niet anders. Het had daarom geen verrassing mogen zijn dat joodse mensen in Antwerpen worden gecontroleerd of ze niet met tevelen tegelijk naar de syna­goge trekken, met camera’s die eigen­lijk dienen om hen te beveiligen tegen terreur (DS 13 maart). De logica is helder: die camera’s hangen daar toch, waarom ze dan ook niet inzetten voor een ander goed doel? Dezelfde middelen, andere doelstellingen. Technisch is het mogelijk, en dus wordt het in de praktijk gebracht.

Het is dezelfde logica als die achter de avondklok, al past een uitgaansverbod meestal alleen bij een staatsgreep of ander ondemocratisch onheil. Maar nachtbrakerij houdt een hoger risico op contacten en dus op besmetting in. Als niemand meer op straat mag komen, is alvast dat risico uitgesloten. Het is de theorie van het sleepnet: als alle gedrag is verboden, kan ook van risicogedrag geen sprake zijn. De avondklok is vast efficiënt in de strijd tegen de pandemie. De kans is klein dat de maatregel langer dan nodig geacht van kracht blijft. Een uitgaansverbod en feitelijk huisarrest blijven een ingrijpende beperking van de persoonlijke vrijheid en de privacy, maar het went. Burgers worden er murw door geslagen, politici krijgen er smaak in, de technologie is er.

Het begon al in het eerste weekend van de eerste lockdown, net een jaar geleden, toen de overheid niet-essentiële verplaatsingen verbood. Honderden toeristen en eigenaars van een tweede verblijf aan zee vlogen toen op de bon, omdat ze toch naar de kust waren getrokken. Daar hielpen ANPR-camera’s geen klein beetje bij. Die camera’s kunnen nummerplaten van auto’s lezen en straks ook de gezichten van inzittenden herkennen. Ze staan massaal langs de weg, eerst in de strijd tegen zwaar banditisme en terrorisme. Maar nu dus ook om aspirant-zonnekloppers te betrappen. ‘Dankzij het uitgebreide ANPR-netwerk in de politiezone Westkust kunnen we perfect het uur van aankomst zien’, citeerde Het Laatste Nieuws de poli­tie – een akelige ‘bekentenis’, maar ja, die camera’s hangen daar toch.

Zodra de technologie bestaat, vindt de overheid snel een excuus om de bevolking ermee te controleren
Het hoeft niet eens altijd om politieke of politionele controle te gaan. Met de zogeheten slimme elektriciteits­meter – ook ANPR wordt de publieke opinie als een netwerk van ‘slimme’ came­ra’s aangepraat – kan Fluvius elk kwartier ieders energieverbruik monitoren, en zo ook vaststellen wanneer iemand­ thuis is of niet. En wat wil, bijvoor­beeld, de KBC met die data doen waarin ze graag inzage wil krijgen?

Het mechanisme is bekend: tijdelijke ingrepen om een crisis te bestrijden, worden wel vaker permanent, ook als de crisis voorbij is. Maar het blijft oppassen om oorzaak en gevolg niet met elkaar te verwarren. Want het is niet altijd nalatigheid waardoor politici verzuimen om noodmaatregelen weer in te trekken. Even vaak blijkt de crisis – enkele jaren geleden de terreur, vandaag corona – slechts het voorwendsel om ze in te voeren en ze publiek ‘verkocht’ te krijgen. Zo vergaat het ook de vinger­afdruk die nu op elke nieuwe identiteitskaart verplicht is, al vond onder meer de toenmalige Privacycommissie die beslissing van de vorige regering buitenproportioneel. Als nu blijkt dat die ingreep weinig efficiënt is – er worden per jaar amper een tiental gevallen van identiteitsfraude mee opgespoord – waartoe dient hij dan wel?

Oorzaak en gevolg liggen dus elders: zodra de technologie bestaat, is het voorwendsel snel gevonden. Is het niet een crisis, dan dient verkrachting als argu­ment, zoals in een CD&V-wets­voorstel dat verplichte DNA-afnames mogelijk wil maken, ook ‘bij mogelijke verdachten zonder aanwijzingen van rechtstreekse betrokkenheid’.

Die formulering illustreert de bredere denktrant achter de invoering van nieuwe technologie om de bevolking te controleren en er informatie over te verzamelen: je hoeft niet schuldig te zijn om verdacht te zijn. Vingerafdrukken, cameracontrole, energieverbruik, reisinformatie, het sleepnet dat internet­data verzamelt, eventuele opslag van biometrische gegevens, dat alles draait het rechtsstatelijke fundamentele vermoeden van onschuld om: iedereen is verdacht tot bewijs van het tegendeel. Daaruit spreekt een groot wantrouwen van de politiek tegen de bevolking. Politieke luiheid en een verkeerd begrepen efficiëntiezucht leiden zo tot een voor privacy en burgerrechten gevaarlijke hypocrisie. En ze is erg contraproductief als diezelfde overheid van iedereen wel burgerzin en verantwoordelijkheids­besef verwacht zodra het echt crisis­ is. Zoals nu, in een pandemie.

De surveillancestaat is er al