Zoals we gisteren al aanhaalden, heeft de Privacycommissie brandhout gemaakt van de manier waarop de stad Antwerpen haar lage-emissiezone (LEZ) wil afdwingen. Ondanks de beetje zurige, gefrustreerde reacties van de betrokken stadsdiensten en schepenen, moeten ze vooral in eigen boezem kijken. De problemen waren er nooit geweest als de stad haar huiswerk beter had gemaakt – lees als ze vanaf het begin van het project rekening had gehouden met de privacy.
Kern van het probleem is de databank die de stad wil koppelen aan haar zogenaamd slimme ANPR-camera’s. Concreet wilde het departement Leefmilieu alle gegevens van de Dienst Inschrijvingen Voertuigen (DIV) kopiëren. Het wilde die gegevens vervolgens ter beschikking stellen van de stad. Op basis van die informatie zou een white list worden samengesteld. Auto’s op die lijst zouden de stad binnen mogen.
De Privacycommissie weigert nu dus die machtiging. In een vernietigende motivering spreekt de commissie van een ‘schending van het proportionaliteitsbeginsel’. Heel wat Belgen hebben geen plannen om naar Antwerpen te rijden en hoeven niet op zo’n lijst te belanden, redeneert ze. Ze vindt het verkieselijk dat er met een black list wordt gewerkt. Die is beperkter en bevat alleen die auto’s die de stad niet binnen mogen.
Stad Antwerpen heeft het volledig aan zichzelf te wijten dat de lage-emissiezone nu door de Privacycommissie meer dan terecht wordt afgeschoten. De Privacycommissie merkt zelf fijntjes op dat het probleem vermeden had kunnen worden, als Vlaanderen bij de redactie van het LEZ-decreet vooraf advies had gevraagd. Ook het feit dat het departement Leefmilieu in zijn aanvraag toegaf dat er niet kon worden gegarandeerd dat de verkregen DIV-gegevens op ‘een constante, stabiele wijze’ worden verwerkt in de LEZ-databank, is niet van die aard om de commissie op andere ideeën te brengen. Volgens de commissie worden zo niet ‘alle redelijke maatregelen’ getroffen om fouten te verbeteren.