Gegevens die verzameld zijn op basis van vernietigde dataretentiewet mogen verder gebruikt worden

In april  2021 trok het Grondwettelijk Hof een kruis door de dataretentiewet van 2016. Het wetsontwerp waarmee de regering de vernietigde wet wil repareren, is nog niet goedgekeurd in het parlement. Daarom gebruikt het gerecht voorlopig de artikelen in het Wetboek van Strafvordering die niet vernietigd zijn om toch nog telecomgegevens op te vragen. Maar de vraag werd gesteld: wat met alle strafonderzoeken waarin telecomdata zijn gebruikt op basis van de vernietigde dataretentiewet? Kunnen de strafrechters nog rekening houden met dat bewijsmateriaal? Of zijn al die zaken voor de vuilnisbak?

Cassatie heeft over die principiële kwestie vorige week een arrest geveld. Volgens de advocaat van een beklaagde die in september was veroordeeld door het Brusselse hof van beroep, was het recht van zijn cliënt op een eerlijk proces geschonden omdat de telecomgegevens in de zaak onrechtmatig zijn verkregen op basis van de vernietigde dataretentiewet.

De advocaat krijgt nu dus ongelijk van Cassatie. Die oordeelt dat de vernietiging van de dataretentiewet door het Grondwettelijk Hof niet was gebaseerd op een miskenning van het recht op een eerlijk proces, wel op een schending van de privacy. Dat de bewijzen onregelmatig zijn verzameld via een schending van het privéleven van de beklaagden belet de beklaagden niet hun recht van verdediging uit te oefenen. Niets belet de partijen om zowel in eerste aanleg als in beroep de telecomdata tegen te spreken.